Gelukzoekers
Een scout kijkt over grenzen heen,
al is de breedgerande hoed een cap,
vervangt lang thermo ondergoed de korte
broek, de hunkering naar avontuur zit diep.
Nu veteraan blijft hij verzot op nieuwe grond,
met open mond staart hij in diepe kloven,
strompelt een bergtop op of houdt de adem in
bij vogelzang. Zolang op stap als negental,
dan word je vriend, elke trip verbroedert meer.
Dit keer gaan zij op zoek naar sporen van geluk.
Naar Bhutan, op de kaart een stip, zo ver van huis
gingen ze nog nooit. Daar is hebzucht niet de maat,
telt men geen pecunia’s, bepaalt geluk de welstand
van een staat.
Met vlaggen, waarin wensen wonen, trekken ze
de bergen in. Niet eerder was de hemel zo dichtbij.
Hier zal de wind de vlaggen lichter waaien. De wensen
verder dragen, de mannen achterlatend. Hun reis
duurt voort. Maar of ze vinden wat ze zoeken
op hun kronkelige pad? Zoals een boogschutter zijn pijl
richt, de boog spant, met aandacht voor het kleinst detail,
zo gaan de mannen verder tot weer in zicht hun thuis.
Daar ligt geluk voor wie het ziet ook binnen handbereik.
Stadsdichter : Herman Verwey
|